Sinds mei jl. zet ik mij in 1,5 dag per week in voor de Proeftuin Digitale Democratie: een initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), met steun van ICTU, gemeenten en een aantal externe partners.
Het doel van de proeftuin is een grotere betrokkenheid van inwoners bij lokaal beleid creëren met het gebruik van (open source) digitale participatietools. Vanuit het samenwerkingsprogramma ‘Democratie in Actie’ onderzoeken en stimuleren we nieuwe manieren om inwoners te betrekken en mee te laten doen.
De proeftuin is een lerend netwerk waar gemeenten samen aan de slag om met online participatietools mensen meer directe invloed te laten uitoefenen op beleid en besluitvorming. Hier komen twee belangrijke aspecten van kennismanagement samen: het vormgeven van een lerend netwerk en mensen laten participeren.
In deze blog ga ik in op participatie en de relatie met kennis(management). Met de Participatieladder als tool (gratis te downloaden).
De Participatie Zone
Van Dale definieert participatie als: het hebben van aandeel in iets; = deelname. Actieve deelname gaat over mensen betrekken, kennis delen, kennis ophalen en samenwerken. Dit heeft alles te maken met de Factor Kennis (Factor K).
Het Factor K Framework (zie de afbeelding hieronder) bestaat uit 12 bouwblokken waarmee je je kennisvraagstuk en oplossingen op een overzichtelijke en visuele manier in kaart brengt.
In dit Framework is de ‘participatie zone’ 1 van de 12 bouwblokken. Deze participatie zone is gericht op het nadenken over de mate van invloed die je aan (groepen) mensen wil geven bij het aanpakken van je vraagstuk.
Niveaus van participatie
Er zijn verschillende niveaus van participatie. Je kunt ervoor kiezen om het heft in eigen hand te nemen en alles zelf te bedenken en uit te voeren, je kunt de regie juist meer uit handen geven en ‘slechts’ faciliteren, of je kunt kiezen voor iets daar tussen in – een ander niveau van participatie. De participatie zone is bedoeld om zorgvuldig na te (blijven) denken of en in hoeverre je mensen wil en kan betrekken, laten meewerken of -denken.
Bottom-up | top-down
Kennis(management)initiatieven worden nog steeds vaak ontworpen vanuit een top-down benadering. Niet alleen de richting (missie, visie en doelen), maar ook de inrichting en de strategie (het hoe) worden vaak door deze zelfde ‘top’ bedacht. Soms worden meningen en ideeën gevraagd aan betrokkenen, maar deze zijn veelal niet bindend en – helemaal ernstig – worden soms zelfs alleen gebruikt om aan te tonen dat ‘de werkvloer betrokken wordt’ (om ze vervolgens keihard te negeren). Een van de gevaren van een dergelijke top-down benadering is dat dit ertoe kan leiden dat de inrichting van de kennisorganisatie wordt bepaald door mensen die geen idee hebben hoe het dagelijkse werk van kenniswerkers eruit ziet. Met alle gevolgen van dien. Los daarvan is het sowieso zonde als er geen gebruik wordt gemaakt van waardevolle kennis die in huis is en de inzet van mensen die willen meedenken of -werken. Steeds vaker wordt gekozen voor een meer bottom-up benadering waarin de aandacht uitgaat naar het optimaal faciliteren van mensen opdat zij zelf initiatieven realiseren om kennis te ontwikkelen en te delen.
Een bottom-up benadering is niet per definitie altijd de beste optie. Maar als je draagvlak wil vergroten, de sociale cohesie wil versterken en/of de kwaliteit van passende oplossingen wil vergroten, dan is een hoger niveau van participatie absoluut aan te raden; doordat mensen zich hierdoor (meer) eigenaar gaan voelen, meedenken, betrokken worden, zich verbonden voelen met het vraagstuk en de verandering meer zelf gaan dragen.
Uiteraard zijn er ook situaties waarbij je mensen in mindere mate wil of kan betrekken. Bijvoorbeeld als er geen mensen zijn die er zinvol over kunnen meepraten, als er grote tijdsdruk is of als mensen niet wíllen meedenken of meepraten. Welk niveau van participatie je kiest is dus afhankelijk van de situatie, van wat je nodig hebt en van wat je wil bereiken.
Tool: de Participatieladder
De participatie zone is erop gericht om zorgvuldig na te denken over de mate van invloed die je aan (groepen) mensen kan en wil geven, en hier vervolgens heldere besluiten over te nemen die je duidelijk kunt communiceren, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn en het begrijpen.
Ik gebruik de Participatieladder* als tool. Hierin zijn de verschillende niveaus van participatie opgenomen die helpen om te bepalen wie je, wanneer, op welke manier, bij wat, wil betrekken. Dit is een van de tools uit mijn laatste boek Factor K. How to Make knowledge work en je kunt deze hier gratis downloaden.
* De Participatieladder wordt ook wel ParticipatieWijzer genoemd en wordt met name ingezet door gemeenten om te bepalen in welke mate burgerparticipatie nuttig is. Inmiddels zijn er verschillende varianten van de participatieladder ontwikkeld. Een veel gebruikte versie is die van Igno Pröpper. De oorspronkelijke participatieladder komt uit de Verenigde Staten en is in 1969 opgesteld door Sherry R. Arnstein.